Indonesië: yes or no? < Feb20

Indonesië: yes or no?...

Indonesië is een fascinerend land, maar ook vol contrasten. Natuurlijk zijn er de adembenemende vulkaanlandschappen, de verlaten paradijselijke stranden en vind je spotgoedkope verse vruchtensappen op elke hoek van de straat. Maar de immer kraaiende hanen, blaffende honden, toeterende motors en zingende moskeeën ’s morgens vroeg moet je er dan wel bijnemen. Vier redenen waarom we wel én waarom we niet zouden terugkeren naar Indonesië. WAAROM NIET MEER TERUGKEREN?     LAWAAI: met stip op nummer één. Indonesië is geen land voor de ‘lichte slapers’. Het land zit vol met honden en hanen en die hebben het idee dat er geen verschil is tussen dag en nacht. Idem dito voor de duizenden moskeeën die het land rijk is. Vanaf 4u ’s morgens ontsnap je niet aan ‘het woord van Allah’. Tel daar nog de miljoenen brommers bij, uiteraard zonder geluidsdempers en je weet dat oordopjes het belangrijkste item wordt op je inpaklijst. VERKEER: gevaarlijk, inefficiënt en ongestructureerd. Voetgangers zijn onbestaande voor motors en autos, éénrichtingstraten zijn enkel een theoretisch concept, wandelpaden zitten vol met putten van meer dan een meter diep en verlichting is een luxegoed. Boten zijn nauwelijks zeewaardig, zitten overvol en kunnen op volle zee zomaar stilvallen (zeg dat we het weten). En een straat oversteken in Jakarta is enkel weggelegd voor diegenen die hun leven moe zijn. VERVUILING: misschien wel de grootste uitdaging van het land. Vuil wordt overal gewoon op straat en elders gesmeten. Als je op de bovenverdieping woont, smijt je het gewoon door je raam, het terras van de onderbuurman vangt het wel op. Op de ferries wordt al het vuil verzameld in grote plastieke zakken. Klinkt goed totdat je dan merkt dat die grote zakken gewoon in de zee worden gedropt. De rivieren in Jakarta lijken eerder...

Hanengevecht: onmenselijk, bloederig en toch religieus < Feb08

Hanengevecht: onmenselijk, bloederig en toch religieus...

Gokken is illegaal in Bali behalve als het religieus geïnspireerd is. En hanengevechten zijn volgens de Hinduïstische cultuur op Bali een zuiveringsritueel. Het bloed van de hanen zou de kwade geesten wegdrijven. Dat komt nu net goed uit voor heel wat Balinezen die dit niet alleen als ‘nationale hobby’ beschouwen, maar ook hun geld verdienen met dergelijke ‘religieuze’ activiteiten. Hanen worden van jongs af aan getraind om na een periode van 6 maanden tot 2 jaar klaar te zijn voor het ‘ultieme gevecht’. Hoe ze het doen, is een raadsel maar het zou iets te maken hebben met uithoudingsvermogen en kracht. Onder hanen van dezelfde soort is er een natuurlijke agressie,  hen laten vechten is dus een koud kunstje. Maar doorslaggevend om het strijdperk levend te verlaten, is de manier waarop de haan zijn ‘wapen’ gebruikt. Net voor het gevecht wordt er immers een groot, vlijmscherp scheermes (taji genaamd) gemonteerd aan de achterkant van de poot. Toevallig was er tijdens één van onze bezoeken aan het apenbos een hanengevecht aan de gang en hoe vreselijk ook, we konden onze menselijke nieuwsgierigheid niet onderdrukken. Toen we aankwamen, was het eerste gevecht net voorbij en het enige wat we nog te zien kregen waren twee hanen. Eén levende die totaal in shock was en één opengereten exemplaar. Volgens de Hindutraditie behoort de dode haan tot de winnaar die er meteen soep van maakt. We zagen hoe de verliezer meteen in een pot kokend water werd gestoken en vervolgens geplukt.  ‘The games must go on’ geldt ook voor hanengevechten en lang werd er niet gerouwd om de dode haan. Fascinerend om de chaos net voor een wedstrijd te observeren. Iedereen roept tegelijkertijd (naar het schijnt de kleur van de haan) en zet bedragen in tot 1000000 Rupiah...

Ubud & the Monkey Forest < Feb07

Ubud & the Monkey Forest...

Agressieve apen, bloedige hanengevechten en spectaculaire vuurdansen. Enkele van de vele redenen waarom we drie weken hebben vertoefd in Ubud, de artistieke en culturele hoofdstad van Bali. Tussen de groene rijstterrassen en ‘yoga-experimenterende’ hippies en yuppies. Na 5 maanden van ‘inpakken, uitpakken’ is het tijd om even wat gas terug te nemen. Het zal wellicht voor velen vreemd overkomen, maar reizen op zich is best vermoeiend. In het begin zoek je de avonturen en de vreemde gezelschappen spontaan op, maar na enkele maanden heb je even nood aan een vaste plek, wat routine en rust. En omdat we enkele weken geleden zo een leuke tijd hadden beleefd in Bali, beslissen we om ons een tijdje in Ubud te vestigen. Dat tijdje zijn uiteindelijk drie weken geworden… Ubud is de culturele en artistieke hoofdstad van Bali en door verschillende mensen omschreven als één van de topsteden in Azië. Gelegen tussen de rijstvelden en bekend vanwege de Julia Roberts film “Eat, pray, love”. We gaan jullie niet vervelen met de verhalen over hoeveel koffies en vruchtensapjes we gedronken hebben, noch over hoe fantastisch en goedkoop de massages hier waren. Eén ding willen we wel met jullie delen, nl. wat we gezien en beleefd hebben in de Monkey Forest, een stukje afgeschermd regenwoud waar 600 wilde langstaartmakaken zichzelf en toeristen entertainen. Zo fascinerend dat we vijf keer zijn teruggeweest, en dat wil wat zeggen voor iemand die zichzelf snel verveelt ;-). The Monkey Forest: fascinerend maar controversieel Omdat er geen honden zijn toegelaten en omdat een doorsnee toerist ongewapend is, hebben de apen geen natuurlijke vijanden en is er geen enkele angst t.o.v. mensen. Ubud is booming en dat betekent dat hier alle dagen bussen vol met (voornamelijk) Aziaten worden losgelaten in dit bos. Duidelijk is dat...

Flores, het bloemeneiland < Jan20

Flores, het bloemeneiland...

In de euforie “we survived Komodo” worden blijkbaar gemakkelijk intense banden gesmeed en de komende 3 dagen brengen we onze avonden in Labuan Bajo (waar me aanmeerden) door met de groep van op de boot. Labuan Bajo was ooit een klein vissersdorpje aan de westkust van het eiland Flores, maar nu de snelst groeiende regio in Indonesië, vooral te wijten aan het toenemende toerisme. Flores (Portugees voor ‘bloemen’) ligt nog oostelijker in de eilandengroep Nusa Tenggara (waartoe ook Lombok behoort) en is 354 km lang en 63 km breed. Van oost naar west strekken zich bergketens uit met dode, maar ook nog actieve vulkanen met op de flanken tropisch woud en rijstterrassen in de valleien. Dit levert uiteraard prachtige ritten op, maar gezien er geen 30 m rechte weg is op het ganse eiland levert dit vooral veel wagenziekte op… Buiten de gezellige avonden in Labuan Bajo genieten we vooral van de overweldigende luxe die een simpel hotel biedt na ons avontuur op die ‘vluchtelingenboot’. Even twijfelen we zelfs om terug te vliegen naar Bali (vooral wegens vele nachten van slecht slapen) en Flores te laten voor wat het is, maar gelukkig schrapen we onze moed bijeen en trekken we verder naar Bajawa. Na 12 uur onderweg zijn (voor een afstand van 260km!) zien we Kees en Toos (die mee op onze Komodotrip waren) terug en beklimmen we de volgende dag met hen een kleine vulkaan. Bajawa is ook de meest traditionele streek van Flores en dus een must om traditionele dorpjes te bezoeken. Net de goede timing gezien er een jaarlijks driedaags festival plaatsvindt, alleen denk ik dat we wat te vroeg op de ochtend in de dorpjes zijn en dat iedereen nog met een kater in bed ligt. Geen festiviteiten te zien… Ondertussen reizen we verder met...

De jacht op de Komododragon < Jan14

De jacht op de Komododragon...

Het zien van de komodovaranen stond hoog op mijn verlanglijstje en dat moest ook want het is niet evident om oog in oog te komen staan met die vervaarlijke beesten. Dat de varanen zelf vleesetende monsters van 3 meter zijn die geregeld een toerist op hun menukaart vinden, schrok me niet zo erg af. Maar de overtocht door één van de woestste zeeën van Indonesië (en dat wil wat zeggen), daar zag ik wel tegenop. Zeker als je weet dat deze overtocht tijdens het regenseizoen (lees: nu) streng wordt afgeraden door de reisgidsen. Om maar te zwijgen van de talrijke verhalen van nauwelijks zeewaardige boten die tijdens de tocht zinken. Vier dagen en drie nachten zouden we moeten doorbrengen op één van die louche bootjes. Tel daar nog bij dat we niet wisten of we onze paspoorten (met verlengd visum) zouden terugkrijgen en dan weet je dat de komende vier dagen een heus avontuur zouden worden. Dat laatste bleek gelukkig snel in orde, we kunnen wettig 2 maanden in Indonesië blijven. Minder leuk werd het wanneer we gingen inchecken. Een zwalpend, hout gevaarte met een maximumcapaciteit van 25 mensen (dixit de brochure). Op het eerste zicht leek mij 25 ruim geschat, maar de verrassing werd pas compleet toen plotseling – nadat ik dacht dat iedereen was ingecheckt – nog eens 20 Indonesische tieners opstapten. Initieel dachten we dat die maar een stukje zouden moeten meevaren, waar zouden ze in godsnaam allemaal slapen. Maar dat werd snel duidelijk. Elke westerling kreeg een klein matrasje en daarnaast en daarachter (yep, het hele gangpad ook) sliepen de Indonesiërs met 2 à 3 op een matje. In het begin hadden we daar natuurlijk wat medelijden mee, maar ik kan jullie meegeven dat dat gevoel vermindert wanneer je ‘s...

Indonesië meets the Kempen… < Jan08

Indonesië meets the Kempen…...

Sydney was mooi en heel leefbaar, maar we snakken al een tijdje naar een meer avontuurlijke en betaalbare bestemming en dan komt Indonesië als geroepen. We wisten al voor ons vertrek dat we hier een aantal bekenden zouden treffen met wie we Kerst en Nieuwjaar zouden doorbrengen. Een bont gezelschap uit de Kempen bestaande uit mijn zus Katelijn, haar partner Maarten en een hoop vrienden van hen. De meeste hadden we zelf nog nooit ontmoet, maar omgaan met Kempenaren vraagt nu niet bepaald kennis van metafysica ;-). Drie weken zullen we samen reizen en als alles meezit, zouden we zowel Java, Bali en Lombok bezocht moeten hebben. Indonesië is zo gigantisch en indrukwekkend dat er ongetwijfeld nog wel een apart verslag zal over volgen, maar voor nu is het handig als jullie weten dat het land bestaat uit meer dan 17.000 eilanden, bewoond door 245 miljoen inwoners die samen 740 talen machtig zijn. Het is een land waar je maanden kan vertoeven zonder dat je hetzelfde ziet, hoort of eet. Bedoeling is om zo snel mogelijk de hoofdstad Jakarta te verlaten en de reden is voor de hand liggend. By far is Jakarta, met zijn 25 miljoen inwoners, de lelijkste, vuilste en minst inspirerende stad ter wereld. In vergelijking met de Indonesische hoofdstad is Bangkok een goed georganiseerd boerendorpje. En dat ‘het verkeer wel eens moeilijk doet’ is een waar understatement. Voor een kilometer met de taxi mag je gauw rekenen op 30 minuten. En voor diegenen met voldoende logisch verstand: ‘nee, wandelen is geen optie, een straat oversteken staat gelijk met zelfmoord’. Tel hier nog de gigantische stortregens bij (het is volop regenseizoen) en dan versta je waarom we a.s.a.p. een treinticket willen richting Jogjakarta, onze volgende bestemming. Groot is onze verbazing als...